Gildepenningen
van
Woerden
Het Groene Hart, waar Woerden in ligt, is een grijs gebied met betrekking tot de gildepenningen.
Minard 488
De verzameling gildepenningen in het
Fries Museum te Leeuwarden
is in 1958
beschreven door mevrouw O.N. Keuzenkamp-Roovers.
Daaruit blijkt dat Minard de
doorboring heeft weggelaten zowel bij de beschrijving als op de afbeelding.
Collectie Fries Museum
object
N14003 , 32 x 38 mm. DB Woe01,01001
Penning nr. 50 is beschreven in Dirks deel I op pagina 311 en afgebeeld op plaat CXXXII nr311-e;
Dirks 311e
De penning was in het bezit van de verzamelaar F.H. Maschhaupt.
De verzameling Maschhaupt is nu eigendom van het Koninklijk Oudheidkundig
Genootschap /
in het Rijksmuseum te Amsterdam;
Collectie Rijksmuseum Amsterdam object
NG-VG-7-580 , 32 x 38 mm. DB Woe01,01002
Algemeen.
Vermoedelijk is de penning met nummer 30 in het bezit van de
Woerdense dominee Van Waenen geweest.
In de veiling catalogie van van Stockum en Bom heb ik deze echter niet terug
kunnen vinden.
Het aantal gilden en dan vooral het aantal leden is vaak moeilijk te achterhalen
doordat er veel archieven verloren zijn gegaan.
In het boekjaar 1594/1595
genoten de kerkmeesters van de Woerdense St.-Pieterskerk inkomsten van het St.-Severijnsgilde,
het St.-Nicolaasgilde,
het Onze-Lieve-Vrouwegilde, het Heilig-Kruisgilde, het St.-Annagilde en het St.-Cornelisgilde.
Er waren van Woerden, buiten de kleermakersgildepenning, geen andere
gildepenningen bekend.
Dirks heeft hierover nog met het gemeentebestuur van Woerden gecorrespondeerd en
drukt het antwoord af op pagina 312 van zijn werk over de gildepenningen:
Het verbaast mij dat de twee hiervoor genoemde gildepenningen zo’n hoog nummer
hebben.
Uit de archieven blijkt dat er in Woerden steeds maar een klein kleermakersgilde
is geweest, waarschijnlijk ontstaan rond 1600. Het aantal van 50 penningen lijkt
dan toch opmerkelijk.
In 1764 wordt het gilde gecombineerd met een begrafenisbus voor kleermakers.
Er zijn dan 10 leden.
Bij de opheffing van de gilden in 1798 zijn er 16 leden en wordt de bus
omgevormd tot een zogenaamd „contract van begraave".
Dit wordt in 1835 opgeheven. Er zijn dan nog maar 7 leden.
Een conclusie zou kunnen zijn dat het kleermakersgilde in Woerden in de 17de eeuw
beduidend groter is geweest dan in de 18de eeuw. In 1629 had Woerden ruim 4000
inwoners en in 1732 waren dit er 3000. Dit zou dus in het gunstigste geval tot
een dubbel aantal kleermakers kunnen leiden dan de 10 leden uit 1764. Maar een
feit blijft dat het aantal Woerdense kleermakers in de 17e eeuw, in de bloeitijd
van het gilde, de 20 niet ver zal hebben overtroffen.
Vanwaar dan die ruim vijftig penningen?
Er zijn een aantal hypothesen mogelijk:
a. in 1648 was er een combinatie tussen de kleermakers en de lakenbereiders. Dit zorgde voor een groot aantal leden.
b. In de 17e eeuwse administratie viel Bodegraven onder
Woerden. Zo is er een grote uitbreiding van het gilde ontstaan. Bij gebrek aan
gegevens over het 17e eeuwse Bodegraven is hier helaas niet veel over te zeggen.
c. De penningen werden doorgenummerd en de hogere nummers werden nooit
gebruikt of de oude penningen werden bij uittrede uit het gilde niet ingenomen. Dit laatste
druist echter in tegen het systeem van genummerde penningen want dan kon men er eenvoudiger
de naam op graveren. De gehele redenering is echter onwaarschijnlijk omdat er bij een
twintigtal leden weinig reden voor aanmaak van penningen geweest moet zijn. Bij een ledental
van 20 à 30 kon men ook zonder penningen wel zien wie er bij bepaalde gelegenheden
ontbraken.
d. een andere hypothese is dat de twee bewaarde penningen niets met de
Woerdense kleermakers te maken hebben. Van de stad Woerden zullen ze wel zijn, gezien
het stadswapen, en het is een open vraag op welke andere groepering in de stad
ze dan betrekking zouden kunnen hebben.
e.
Als laatste, de meest waarschijnlijke / werkelijke verklaring welke is te vinden
in de dissertatie van Chris Teulings.
Men heeft bij de invoering van de penning
een verzekerinsgbus gemaakt (waarvoor de penning diende) en toen konden ook
niet-ambachtsleden lid worden.
Aanvankelijk enkel gerelateerde personen maar naderhand zelfs daar buiten. Er is
sprake van ruim drie generaties.
Drie generaties van circa tien leden, waarvan
ook nog eens de vrouwen, huishoudsters en niet-kleermakers ingeschreven zijn in
het register, leveren al gauw vijftig tot zeventig namen op, die zeer
waarschijnlijk doorlopend genummerd in het ledenbestand zijn ingeschreven.
Deze penningen zijn een mooi voorbeeld van een diachrone nummering.
Bij een diachrone nummering werden de nummers van oud leden in de
ledenadministratie niet meer toegekend aan nieuwe leden, maar werden nieuwe,
hogere nummers uitgegeven.
Hierboven heb ik al geschreven ‘Er waren van Woerden, buiten de kleermakersgildepenning, geen andere gildepenningen bekend.’
Echter, in de collectie van het Woerdens Museum heb ik een
penning gevonden van de onderlinge verzekeringsbus van de schippers van Woerden
uit 1792.
Collectie:
Stadsmuseum Woerden, inv. 08.0005.
DB Woe02,01001
Volgens de deskundige Chris Teulings is dit heel bijzonder en mogen we de
penning eigenlijk wel onder de gildepenningen rekenen (als we de
kleermakerspenning van Woerden daar ook onder rekenen,
want ook die is eigenlijk
een penning van een onderlinge verzekeringsbus).
In het archief kwam ik nog een mooie passage tegen over de rechtspraak binnen de
gilden.
Binnen het schippersgilde was het mogelijk dat, als een boete niet
binnen 24 uur voldaan was,
de bode en de stadsbode het roer van het schip namen om te voorkomen dat het uit
zou varen.
Een andere
dwangmaatregel, bij het niet betalen van belasting, was het verwijderen van de
voordeur. Deze werd meegenomen en opgeslagen op het stadhuis totdat de achterstallige
betaling was voldaan.
Een schitterende vondst van de toenmalige bestuurders.
In sommige gevallen zou deze maatregel ook nu wel eens toegepast mogen worden….